Veel vraagtekens bij CRvB-uitspraak over kosten schuldenbewind
Een schuldenaar die kosten maakt voor bewind in een minnelijke regeling, moet die kosten zelf betalen. Zijn gemeente hoeft daar geen bijzondere bijstand voor te verlenen. Dat zegt de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een zaak die was aangespannen door de gemeente Leeuwarden. Als NVVK hebben we met verbazing kennisgenomen van de uitspraak.
Leeuwarden wees een verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van bewind af. Dat verzoek werd gedaan in overleg met de schuldhulpverlener van de gemeente. De hulpverlener hield in het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) daarom geen rekening met bewindkosten. Er was immers bijzondere bijstand aangevraagd, redeneerde de hulpverlener. Zij vergeleek de situatie met de Wsnp. Daar wordt - meestal - wel bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van bewind.
De gemeente redeneerde echter: de betrokkene werkt en heeft voldoende inkomen, dus geven wij geen bijzondere bijstand. De schuldenaar stelde dat wanneer hij zelf de kosten moet betalen, hij te weinig geld overhoudt om van te leven. Want in zijn VTLB werd geen rekening gehouden met de kosten voor bewind. Daar was de rechter opmerkelijk genoeg niet van onder de indruk. Het CRvB vindt dat de schuldenaar dan zelf maar een hoger VTLB had moeten bedingen, om zo de kosten voor het bewind te kunnen dragen. En zo stelde het CRvB de gemeente Leeuwarden in het gelijk.
Positie schuldhulpverlener
De schuldhulpverlener maakte een berekening in lijn met artikel 5.7 in het VTLB-rapport. Ook ging zij uit van eerdere rechterlijke uitspraken. Het uitgangspunt was: we kijken naar het inkomen dat iemand daadwerkelijk te besteden heeft in een schuldregelingssituatie. Is dat te laag, dan vragen we bijzondere bijstand aan voor de kosten van bewind. Het daadwerkelijk beschikbare inkomen voor de klant was dus leidend.
De uitspraak van de CRvB zet daar nu een streep door. De kosten van bewind moeten door deze klant zelf worden voldaan. Voor de CRvB lijkt geen rol te spelen dat de schuldeisers nu veel minder zullen ontvangen in het minnelijke traject én dat daardoor de minnelijke schuldregeling misschien überhaupt niet mogelijk is.
In haar uitspraak rekent de CRvB het de klant zelf aan dat hij geen hoger VTLB heeft bedongen om de kosten voor bewindvoering te betalen. Het CRvB lijkt niet te beseffen dat de schuldenaar die ruimte helemaal niet heeft. De vraag rijst of de Raad een realistisch beeld heeft van de werkwijze van een minnelijke schuldregeling én van de mensen in dat traject.
Ons commentaar
De NVVK erkent dat er juridisch verschillen zijn tussen beide schuldregelingstrajecten, maar wij zien de Wsnp duidelijk als stok achter de deur, als ultiem middel wanneer niets anders werkt. Daarom gebruiken onze leden ook de VTLB-berekening van Recofa. Dat is dezelfde die gebruikt wordt in de Wsnp. In het minnelijk traject is de opbrengst voor de schuldeiser altijd minimaal gelijk aan die in de Wsnp. Feitelijk ligt de opbrengst voor schuldeisers hoger, omdat er minder kosten doorberekend worden.
Voor schuldeisers maakt deze uitspraak van de CRvB een minnelijke regeling voor onder bewind gestelden (dat zijn er 250.000 in ons land) minder aantrekkelijk. Een Wsnp-traject wordt juist aantrekkelijker omdat dit traject hen meer oplevert. Wij voorzien dat binnenkort de eerste schuldeiser vanwege deze CRvB-uitspraak aanstuurt op een dwangakkoord, omdat de Wsnp financieel aantrekkelijker is voor de schuldeiser. Dat is een ongewenste ontwikkeling.
Goedkoop is duurkoop
Als de gemeente puur om financiële redenen geen bijzondere bijstand verstrekt, dan is dat zorgelijk. Financiën zijn in deze situatie argumenten voor de korte termijn. Gemeenten zouden de persoonlijke en maatschappelijke winst van een burger zonder schulden voor ogen moeten hebben. Dat lijkt nu in sommige gevallen niet het hoogste doel van de regeling. De NVVK maakt zich daar zorgen om.
Welke oplossing?
De NVVK heeft in de Recofa-werkgroep Rekenmethode VTLB gepleit voor aanscherping van de tekst van het VTLB-rapport. Bij de eerstvolgende wijziging (in juli) zal het rapport op dit punt inderdaad aangepast worden. Er komt in te staan dat éérst een aanvraag bijzondere bijstand moet worden gedaan. Pas als die wordt afgewezen is er ruimte voor een eventuele correctie in het VTLB. Deze aanpassing voorkomt dat er voor schuldeisers verschil in opbrengst ontstaat tussen minnelijke en wettelijke schuldregelingen.
Vragen?
Heb je naar aanleiding van het bovenstaande nog vragen? Neem dan contact op met Joeri Eijzenbach.