Onderzoek Berenschot in opdracht van NVVK
'Hulpverleners staan voor uitdaging aanbod aantrekkelijker te maken'
De financiële begeleiding van hulpvragers in een schuldregeling kent grote verschillen tussen gemeenten. Gemiddeld genomen schiet de begeleiding tekort, constateren onderzoekers van Bureau Berenschot in een rapport dat werd opgesteld in opdracht van de NVVK. Maar er is ook optimisme.
De onderzoekers noteren dat de begeleiding op dit moment niet biedt wat ervan verwacht mag worden, maar 'het lijkt erop dat het werkveld op het punt van financiële begeleiding en nazorg in de actiestand staat', schrijven ze.
Voorstel voor Basisdienstverlening in financiële hulpverlening
Daarmee verwijzen ze naar overleg tussen het ministerie van Sociale Zaken, de VNG, Divosa en de NVVK. Die partijen hebben de afgelopen maanden een voorstel geformuleerd voor 'basisdienstverlening in de schuldhulpverlening'. Dit voorstel moet leiden tot een meer uniform hulpaanbod in alle gemeenten. Het is één van de 43 acties die demissionair minister Schouten de Tweede Kamer heeft toegezegd in het kader van het voornemen armoede en schulden te halveren voor 2030.
In het voorstel voor de basisdienstverlening is de hulpverlening om iemand blijvend financieel gezond te houden, uitdrukkelijk niet gekoppeld aan de nieuwe aflosperiode van 18 maanden. Uitgangspunt is dat alle gemeenten ‘zo kort als kan, en zo lang als nodig is’ hulp bieden.
NVVK: rapport benoemt belangrijke verbeterpunten
Als NVVK delen we de conclusies van de rapporteurs dat er in onze branche voldoende draagvlak is voor de 18 maanden-sanering. Daarbij moet duidelijk zijn dat de periode van sanering (anders dan tot nu toe) echt los gezien wordt van de benodigde periode van begeleiding.
We zijn het eens met de waarneming dat, wil begeleiding effectief zijn, de kwaliteit van de financiële hulpverlening omhoog moet. De rapporteurs leggen er terecht de vinger bij dat die kwaliteit teveel verschilt per gemeente.
Meer landelijke eenheid in wat er per gemeente aangeboden wordt is in zicht nu we samen met het ministerie van Sociale Zaken, VNG en Divosa een verbeterplan zijn overeengekomen in de vorm van 'Basisdienstverlening voor financiële hulpverlening'. Dat plan beschrijft het minimale aanbod aan financiële hulpverlening dat elke gemeente moet bieden.
Daarnaast gaan we binnen onze vereniging nog doorpraten over twee onderdelen van het rapport die gaan over het vraagstuk van de afloscapaciteit en over de definitie van een problematische schuld. Die definitie moet aangepast worden in reactie op de halvering van de saneringstermijnen in Msnp en Wsnp.
Aanleiding rapport: halvering saneringstermijn
Aanleiding voor het rapport 'NVVK-onderzoek Halvering aflosperiode Msnp-traject' is de halvering van de duur van een schuldregeling bij problematische schulden: van 36 maanden naar 18 maanden. De onderzoekers geven antwoord op 4 vragen:
1. Kan de nieuwe aflosperiode van 18 maanden in bepaalde gevallen ook korter of langer zijn?
2. Hoe definiëren we het begrip 'problematische schuld'?
3. Hoe stellen we de afloscapaciteit van hulpvragers vast, en wat doen we als die nul is, en hoe zorgen we ervoor dat er enige reserve is bij de hulpvrager na beëindiging van de aflosperiode, om terugval te voorkomen?
4. Kan financiële hulp ook afdwingbaar zijn, of gaat het er vooral om dat de dienstverlening zo goed is dat die hulpvragers uit zichzelf overtuigt?
De onderzoekers enquêteerden digitaal (oa. via LinkedIn) 348 professionals. Ook interviewden ze 33 stakeholders. Daarnaast organiseerden ze 3 groepsinterviews met in totaal 14 personen. Aan de interviews namen 4 ervaringsdeskundigen deel. De meningen, opvattingen en ervaringen die de onderzoekers tegenkwamen worden telkens gevolgd door een feitelijke analyse. Op basis van deze twee elementen zijn voor alle vier de vragen adviezen opgesteld voor de NVVK.
Van 36 naar 18 maanden
Het onderzoek maakt duidelijk dat professionals zich overvallen voelden door de snelheid van het proces dit voorjaar. Inmiddels is de termijn van 18 maanden overal de praktijk. De vraag naar het draagvlak voor de verkorting levert geen eenduidig antwoord op. ‘Er is geen eensgezindheid onder professionals als het gaat om de vraag wat vanuit het eigen perspectief de ideale aflosperiode zou zijn’, constateren de onderzoekers naar aanleiding van de eerste onderzoeksvraag. ‘Men vindt vooral dat de lengte van de aflosperiode er eigenlijk het minst toe doet. Een goede en juiste definitie van een problematische schuldsituatie is veel belangrijker: die bepaalt voor welke schuldenaren het traject wordt aangegaan om tot een regeling te komen.’ Daarover gaat de volgende onderzoeksvraag.
Wanneer is een schuld problematisch?
De tweede onderzoeksvraag gaat over de vraag wanneer een schuld problematisch genoemd mag worden. Tot nu toe is het uitgangspunt van schuldhulpverleners: een schuld is problematisch wanneer die niet in 36 maanden afbetaald kan worden met het geld dat overblijft na aftrek van noodzakelijke kosten voor levensonderhoud.
De overgrote meerderheid van de ondervraagden pleit voor een nieuwe definitie. Die zou bijvoorbeeld meer rekening moeten houden met de bijkomende rente en kosten van schulden, of met iemands competenties om zelfstandig de schulden op te lossen. Aansluiten bij het afwegingskader van rechters die beslissen over toelating tot de Wsnp is ook een optie.
Uitkomen onder Vtlb-niveau 'moeilijk verdedigbaar'
De derde onderzoeksvraag richt zich op de afloscapaciteit. Hulpverleners stellen de afloscapaciteit vast via de methode die Recofa aanreikt. Die methode werkt, zeggen hulpverleners tegen de onderzoekers, maar hij is ook complex. Ze kunnen eigenlijk niet uitleggen hoe de berekening tot stand komt. Groot voordeel is wel dat de berekening uniform is en in zowel de Msnp als Wsnp wordt gebruikt.
De onderzoekers constateren dat wanneer de afloscapaciteit nul is, hulpverleners toch 5% van het beschikbare geld reserveren voor de aflossing. Dat doen ze omdat ze een nul-aanbod niet acceptabel vinden. 'Onder schuldhulpverleners leeft echt de overtuiging dat aan schuldeisers altijd nog iets geboden moet worden, en ook vinden ze het zelf vaak niet goed om de betrokkenen te gemakkelijk weg te laten komen met aangegane schulden', noteren de onderzoekers (p.23). Wanneer de afloscapaciteit nul is, vinden ze het 'moeilijk verdedigbaar' om dan toch op zoek te gaan naar ‘mogelijkheden dat de hulpvrager toch (meer) gaat aflossen’. Ze noemen dat 'een ongelukkige situatie' (p.25).
Financiële buffer na afloop
De interviews met de ervaringsdeskundigen bevestigen wat onderzoekers ook bij veel professionals horen: het ontbreken van een financiële buffer na afloop van een schuldregeling maakt de kans op nieuwe schulden groter. Tegelijk geven meerdere hulpverleners aan dat sparen van het Vtlb wel degelijk mogelijk is.
Begeleidingsaanbod moet beter
De vierde onderzoeksvraag gaat in op het huidige begeleidingsaanbod. Schuldeisers willen meer inzet op begeleiding om terugval te voorkomen, merkten de onderzoekers. In de beleving van schuldeisers wordt gedragsverandering lastiger te realiseren bij een halvering van de saneringstermijn tot 18 maanden.
Hulpverleners benadrukken dat het nieuwe beleid echter niet betekent dat ook de begeleiding gehalveerd wordt. Die begeleiding is er 'zo lang als nodig'. Tegelijk erkennen hulpverleners dat het huidige aanbod aan begeleiding onvoldoende is. Hulpvragers missen ook duidelijkheid over de mogelijkheden (p.27).
Meer uniformiteit is nodig
Voor hulpvragers in een Wsnp-regeling is het beeld nog somberder. 'Het begeleiden van cliënten naar duurzame financiële zelfredzaamheid heeft [...] geen of in ieder geval te weinig aandacht', aldus de ondervraagden.
'Bijna alle respondenten benoemen verder ook dat landelijke partijen en vooral ook de politiek moeten gaan sturen op meer uniformiteit tussen gemeenten als het gaat om inhoud geven aan begeleiding, maar ook zeker aan nazorg als iemand succesvol een schuldregeling is aangegaan', tekenen de onderzoekers op.
Hulp aantrekkelijker maken
Een lastige vraag blijft hoe hulpverleners ervoor kunnen zorgen dat mensen die het nodig hebben, ook na 18 maanden gebruik blijven maken van het begeleidingsaanbod. ‘Afdwingen gaat in de praktijk niet werken’, beseft men. 'De uitdaging van het schuldhulpverleningsveld is dan ook om het ondersteuningsaanbod aantrekkelijker te maken', is de conclusie van de onderzoekers.
Belangrijk is ook de constatering dat 'oorzaken voor het ontstaan of terugval van problematische schuldsituaties niet uitsluitend liggen in vermijdbaar financieel gedrag. Er zijn ook andere oorzaken', schrijven de onderzoekers. Ze noemen life-events en de hoge inflatie. 'Extra inzet op begeleiding en nazorg zal nooit dit soort oorzaken voor het ontstaan van nieuwe schulden wegnemen.'
Lees de conclusies en aanbevelingen hier (pdf, 284 kB)
Lees het hele rapport hier (pdf, 3 MB)