Wijziging Participatiewet raakt kwetsbare doelgroepen te hard
Fraude mag niet lonen – maar als iets fraude lijkt, is het dan ook echt fraude? Die vraag ligt opnieuw op tafel nu de Tweede Kamer binnenkort debatteert over de wijziging van de vermogenstoets in de Participatiewet.
Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken stelde vorig jaar voor de Participatiewet te wijzigen, zodat fraudevorderingen niet meer afgetrokken worden van het vermogen van een uitkeringsaanvrager.
Nu is het nog zo dat schulden -dus ook vorderingen vanwege fraude- in mindering gebracht worden op het vermogen van een uitkeringsaanvrager. Dat vergroot de kans dat je recht hebt op een uitkering in het kader van de Participatiewet. Van Ark vindt dat fraude niet mag lonen, en daarom wil ze een fraudevordering voortaan niet meer aftrekken van het vermogen. De Raad van State heeft inmiddels geadviseerd over het voorstel, de staatssecretaris heeft daar weer op gereageerd en inmiddels ligt het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer.
De NVVK deelt de mening van staatssecretaris Van Ark dat fraude niet mag lonen. Toch maken we ons grote zorgen over het effect van haar voorstel, om 4 redenen:
1. Fraude mag niet lonen, maar fraude is niet altijd fraude, blijkt uit de onderzoeken Geen fraudeur, toch boete en Uitkeringsfraude in perspectief. De staatssecretaris stelt in haar Memorie van Toelichting dat de vraag of er sprake was van fraude of van een vergissing als het goed is al eerder beantwoord is, namelijk bij de toekenning van een uitkering of bij de vaststelling van de fraude.
Wanneer er bij een nieuwe uitkeringsaanvraag sprake is van een fraudevordering hoeft die weging wat haar betreft niet nog een keer plaats te vinden: “De vraag of de overtreding bewust of onbewust is begaan is niet relevant”, aldus Van Ark.
De NVVK constateert echter dat een groot deel van de schuldenaren in Nederland te kampen heeft met
- laaggeletterdheid
- GGZ-problematiek
- een LVB heeft (Licht Verstandelijke Beperking)
- of een tijdelijk onvermogen de administratie op orde te houden (denk aan stress door life-events en schaarste).
Deze doelgroepen schenden dikwijls de inlichtingenplicht en krijgen vervolgens een bestuurlijke boete opgelegd waardoor ze te boek staan als fraudeur. Die gang van zaken is op zichzelf al dubieus. Het effect ervan wordt vergroot wanneer dit ook gevolgen heeft voor een nieuwe uitkeringsaanvraag.
2. De Raad van State merkt over het wetsvoorstel op dat ook wanneer er geen sprake is van opzet een bestuurlijke boete opgelegd kan worden. Dat betekent dat een fraudevordering op basis van een vergissing later grond kan worden om een uitkering te weigeren.
3. De schulden van andere schuldeisers worden wel erkend als schuld en worden wel in mindering gebracht op het vermogen van de uitkeringsaanvrager. Wanneer fraudevorderingen van de overheid hiervan uitgezonderd worden, versterkt dat de ongelijke positie van de overheid als schuldeiser. In de top 10 van meest voorkomende schuldeisers nemen overheidsschuldeisers een onevenredig grote positie in. De overheid is een grote veroorzaker van schulden, maar door de wet- en regelgeving zoals die nu voor ligt speelt de overheid ook een grote rol bij het in stand houden van schulden.
4. Geen rekening houden met de fraudevorderingen als schuld bij de vermogenstoets brengt de bestaanszekerheid in het geding waardoor nieuwe schulden kunnen ontstaan en er geen ruimte is om oude schulden af te lossen.
Kamerleden hebben inmiddels schriftelijk gereageerd op het wetsvoorstel. Binnen enkele weken volgt er een Kamerdebat over de kwestie.