Minister Dekker: 'Wsnp zie ik niet als onaantrekkelijk, wel als laatste redmiddel'
Een hulpverleningstraject met de mogelijkheid een minnelijke regeling te treffen met schuldeisers biedt meer mogelijkheden tot maatwerk, schrijft minister Dekker aan de Tweede Kamer. Daarom blijft het minnelijk traject het startpunt. De Wsnp komt in beeld als het minnelijke traject niet het gewenste resultaat levert.
De Kamerleden Van Nispen en Van Dijk (beiden van de SP) vroegen minister Dekker te reageren op een artikel in het blad Justitiële Verkenningen, een uitgave van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie.
In dat twaalf pagina’s tellend artikel betoogt prof.dr. N.J.H. Huls, emeritus hoogleraar rechtssociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Leiden, dat er “grote maatschappelijke behoefte bestaat aan een ruime toegang tot een actieve schuldenrechter die kwijtschelding van schulden faciliteert”. Professor Huls was in 1986 betrokken bij de totstandkoming van de Wsnp.
Oproep tot schuldvergeving
Hij sluit zijn artikel af met een oproep tot ‘schuldvergeving’. Huls: “Kwijtschelding van schulden is tegenwoordig geen taboe meer in de publieke en de private sfeer. Op grond van een maatschappelijke kosten-batenanalyse kan schuldvergeving per saldo voordelig uitpakken. De coronacrisis is een extra stimulans voor de wetgever en de rechter om ruim baan te geven aan een bereikbare, soepele en snelle schuldsanering.”
'Geen tijd verloren laten gaan'
Minister Dekker schrijft in zijn antwoord op de Kamervragen over het artikel: “Als duidelijk is dat een minnelijke regeling er niet in zit, dan dient ook geen verdere tijd meer verloren te gaan, met mogelijke schuldophoging als gevolg, en dient de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) bereikbaar te zijn.”
Verderop schrijft hij: “De Wsnp dient toegankelijk te zijn. De aansluiting tussen deze voortrajecten en het gerechtelijke traject moet beter, want de procedures duren te lang, zijn soms te ingewikkeld en werken daardoor soms kostenverhogend.” Deze zomer maakt hij samen met staatssecretaris Van ’t Wout van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekend welke stappen het kabinet gaat zetten om de aansluiting tussen het minnelijke en het wettelijke traject te verbeteren.
'Wsnp laatste redmiddel'
Tegelijk geeft Dekker aan dat de huidige volgorde van werken goed is. “Als schulden problematisch worden dan zijn er keuzemogelijkheden in de aanpak. Ik vind dat er dan nog steeds minnelijk geprobeerd zou moeten worden om zoveel mogelijk af te lossen, met de hulp van een deskundige schuldhulpverlener of eventueel een beschermingsbewindvoerder. Het in kaart brengen en hanteerbaar maken (stabiliseren) van schulden is daarbij vaak een serieuze eerste stap op weg naar een duurzame oplossing.”
“Ik zie de Wsnp niet als onaantrekkelijk, maar als een laatste redmiddel als men in een minnelijk traject niet tot een oplossing heeft kunnen komen. De Wsnp biedt nog steeds een garantie dat het maximale wordt afgelost, als tegenprestatie voor een schone lei na drie jaar schuldsaneringsregime. Het is belangrijk dat er eerst een hulpverleningstraject is geweest omdat dit de mogelijkheid biedt om een minnelijke regeling te treffen met de schuldeisers. Hierin kan veel meer maatwerk geboden worden. Daarnaast helpt het traject ook om een goed beeld te krijgen van de financiële positie en de persoon van de schuldenaar. De rechter heeft die informatie nodig om de beslissing te kunnen nemen of de schuldenaar tot de Wsnp kan worden toegelaten”, aldus Dekker.
Groep aanvragers kan groeien
"Vaak is het de gemeentelijke schuldhulpverlener die de toegang tot de Wsnp aanvraagt", signaleert Dekker. Terwijl ook de advocaat, de notaris, de gerechtsdeurwaarder, de Wsnp-bewindvoerder of de beschermingsbewindvoerder zo’n aanvraag kan doen. “Deze professionals maken nog weinig gebruik van de mogelijkheden om een Wsnp-verzoek in te dienen”, noteert de minister.
Maximale termijn minnelijk traject
Dekker geeft aan geen voorstander te zijn van de introductie van een maximale termijn waarbinnen een minnelijk traject tot stand moet zijn gekomen. “Er kunnen goede redenen zijn dat er meer tijd moet worden genomen om een minnelijke regeling te beproeven. Een maximumtermijn zou geen recht doen aan de specifieke omstandigheden van individuele gevallen”, schrijft hij.
De brief van minister Dekker aan de Tweede Kamer
Ben je geïnteresseerd in dit onderwerp? Kom dan naar onze vrijdagmorgensessie op 4 september, daar praten we erover door. Onder andere met de Nationale ombudsman en met vertegenwoordigers van de rechterlijke macht.