Eindejaarscolumn NVVK-directeur Ruud van den Tillaar
Den Haag, kijk eens naar buiten!
De wereld van schuldhulpverlening is aan het veranderen. Dat is ook echt nodig om het bereik van schuldhulpverlening omhoog te krijgen. Inmiddels stuiteren de cijfers ons om de oren. Iedereen vindt wel iets over het bereik van de schuldhulpverlening, hoor ik om mij heen.
Het bereik onder de doelgroep is laag als je ongenuanceerd en alleen kijkt naar de hoeveelheid schuldregelingen die gemeenten vaststellen. 747.000 mensen in problematische schulden afgezet tegen 15.000 oplossingen in de vorm van saneringskredieten, schuldbemiddelingen, herfinancieringen en betalingsregelingen, het oogt mager.
Laag bereik, hoog bereik
Het bereik onder de doelgroep is hoog als je particuliere initiatieven moet geloven die schermen met hoge aantallen contacten met hulpvragers. Maar die massa’s contacten resulteren niet in een toeloop bij de professionals die schulden echt op kunnen lossen: de schuldregelaars bij de gemeente.
De waarheid is: wat wij betekenen voor al die hulpvragers is niet in cijfers weer te geven. Want schuldhulpverleners registreren hun werk op verschillende manieren. Een effectief adviesgesprek, budgetbeheer, bewind, hulp bij het ordenen van de financiën door een vrijwilliger: het is in de cijfers niet goed terug te lezen, maar ook die zaken ervaren hulpvragers als een oplossing voor hun probleem.
Begrip ‘problematische schuld’ is nogal breed
Duidelijk is dat er in Nederland heel veel huishoudens te maken hebben met schuldenproblematiek. Het CBS publiceert regelmatig het aantal huishoudens met problematische schulden. Het is een brede groep die daaronder valt, want met een betaalachterstand van 50 euro gedurende een paar maanden tel je al mee. Dat roept her en der vragen op, merk ik.
Niemand ontkent dat schulden een groot probleem zijn in onze maatschappij, en dat een andere benadering nodig is. Toch lijkt het lekkerder te voelen om te focussen op de –gebrekkige- cijfers en elkaar op basis daarvan kritisch te benaderen.
18 maanden – plus wat eraan voorafging
In de afgelopen twee jaar is de uitvoeringspraktijk van de schuldhulpverlening sterk veranderd. De eerste verandering is dat de lengte van de aflostermijn gehalveerd is naar 18 maanden, om mensen eerder financieel perspectief te geven. Critici doen er goed aan zich te realiseren dat mensen jaren met schuldenstress worstelen voor ze hulp vragen. Hoelang die worsteling gemiddeld duurt, is op dit moment overigens ook onderwerp van onderzoek. De spreekwoordelijke ‘5 jaar’ wordt voor het eerst voorzien van een degelijke onderzoeksbasis. Daarmee zetten we weer een stap om mensen met problematische schulden beter te begrijpen en beter te helpen.
Wat we weten is dat mensen meestal jarenlang in de financiële ellende zitten, met vaak vreselijke neveneffecten door de stress die hiermee gepaard gaat. Dat is iets wat we niemand toewensen.
Langer kopje onder, dat willen we niet
De tweede verandering is dat de leden van de NVVK in mei van dit jaar besloten om - analoog aan de Wsnp- het vrij te laten bedrag te hanteren in het minnelijke schuldregelingstraject. Dat is een goed besluit. Deze methode gaat meer uit van maatwerk en kijkt veel genuanceerder of er mogelijkheden zijn tot aflossing zonder dat het bestaansminimum in gevaar komt. De eerste cijfers laten zien dat ongeveer een derde van alle schuldregelingen op een afloscapaciteit van nul uitkomt.
Dat roept veel reacties op. De ene na de andere ‘deskundige’ geeft zijn mening over wat er volgens hem aan de hand is. ‘Schandalig dat mensen met schulden nul euro aflossen, het wordt op deze manier veel te makkelijk’, hoor ik dan. Maar wat is het alternatief? Laten we ze liever nog eens extra 18 maanden kopje onder gaan?
Bindende vrijwillige hulp
Nee, zeg ik. In die 18 maanden moeten we als hulpverleners ons uiterste best doen om –wetend dat begeleiding uiteindelijk een vrijwillige keuze is- hulpvragers aan ons te binden en ze te helpen. Zodat ze weer financieel stabiel worden. Waarbij ik aanteken dat het hondsmoeilijk is mensen te helpen financieel in evenwicht te blijven wanneer hun inkomen onder het sociaal minimum zit. Begeleiding kan bestaansonzekerheid niet oplossen.
Ondertussen zijn er ook in de uitvoeringspraktijk oordelen over de nul aflossing, want ‘ze hebben wel een iphone.’ Tja, een smartphone hebben ze ook hard nodig om de deurwaarder of het incassobureau te woord te staan of de app te laden die hen van budgetadvies voorziet.
Den Haag blijft stil
Kortom, met elkaar vinden we van alles. Waar het stil blijft? In Den Haag. De plek waarvan je nu juist hoopt dat er reactie komt, of richting gekozen wordt. Helaas, niets van dat alles.
Hoe kan dat?
Is het echte probleem dat het kabinet dit probleem liever niet ter hand neemt? Omdat als je er iets aan wilt doen je voor sommige huishoudtypes de inkomensondergrens moet ophogen? Met alle kosten van dien?
Een businesscase van 8,5 miljard
Die kosten verdampen als je ze afzet tegen de jaarlijkse kosten van schuldenproblematiek. Dit probleem kost de samenleving jaarlijks 8,5 miljard euro, berekende een ministeriële onderzoekscommissie. Het is hoog tijd voor een business case waarin verhoging van het sociaal minimum afgezet wordt tegen de vermindering van de schuldenproblematiek.
Als Den Haag nou eens
-
de luiken opendoet en
-
nadenkt over wat er mogelijk is
-
om ervoor te zorgen dat huishoudens altijd iets af te lossen hebben
-
zonder dat ze onder het bestaansminimum terecht komen
-
zodat begeleiding richting financiële redzaamheid ook echt mogelijk is
dan zou dat de wereld van 2025 echt een stukje mooier maken.
Wij doen graag mee, want volgens mij willen we allemaal dat hulpverleners meer mensen bereiken, we willen allemaal dat hulpvragers krijgen wat ze nodig hebben en we willen er allemaal voor zorgen dat schuldeisers weer goed betalende klanten terugkrijgen. Om dat te realiseren is goede samenwerking van het grootste belang. We kunnen niet zonder elkaar.
Is dat geen mooie kerstgedachte?
Ruud van den Tillaar,
directeur NVVK